zaterdag 4 juli 2015

Reïncarnatie – De universele levensbeschouwing


‘We certainly live more then once. Do we ever die, that is the question’

                                                                                              Henry Miller

De reïncarnatieleer geniet in het westen bij een deel van de bevolking aanhang, over een langere periode schommelend rond de twintig procent, maar daarbij is het niet duidelijk in welke mate deze leer actief invloed uitoefent op het denken en handelen van individuen. Veel mensen komt het niet ongeloofwaardig voor om eerder te hebben geleefd of zelfs vele malen in andere tijden en beschavingen, zelfs met een ander geslacht of in andere levensvormen. Toch zijn er ook veel weerstanden tegen de ‘evolutie van de ziel’, want het is blijkbaar makkelijker te geloven dat we van de apen afstammen dan van ‘onszelf’.

Je blijft jezelf

Eén van de belangrijkste sentimenten tegen reïncarnatie is het idee dat wanneer je terugkeert op aarde in een nieuw lichaam, je opeens een ander persoon zou zijn, vanwege het gegeven dat je in je huidige leven (meestal) ook niet weet wie je hiervoor was. De mens is gehecht aan zichzelf en staat vreemd tegenover het idee van ‘ergens anders terecht te komen’ zonder de wetenschap van wie hij of zij nu is. Maar het feit dat het geheugen bij de geboorte gewist wordt van eerdere incarnatie-ervaringen wil niet zeggen dat de innerlijke neigingen die volgens een bepaald patroon in ons zijn geconditioneerd door vele levens heen opeens zouden veranderen of verdwijnen. In menig opzicht wordt ieder mens steeds opnieuw als ‘zichzelf’ geboren, met een kleine accentverschuiving voor wat betreft het deel van het leertraject dat de ziel per leven volbrengt, het volgende puzzelstukje op de langere weg van geestelijke ontplooiing.

Ieder leven opnieuw steken dezelfde verlangens, aspiraties, neigingen en ondeugden de kop op die ons al in vele voorgaande levens hebben vooruitgeholpen, dan wel dwars gezeten. De mens behoort zichzelf toe, met al zijn goede en slechte kanten. Als het mogelijk was geweest om in één leven de gehele spirituele opdracht die de mens gegeven is te volbrengen, dan zouden onze innerlijke driften en hogere verbeeldingen niet zo ontembaar zijn als ze zich door ervaring aan ons manifesteren. Hoe vaak hebben religieuze mensen die vol vreugde spraken over hun ‘bekeringservaring’ waarbij ze veronderstelden dat ze geheel ‘schoon gewassen’ en vernieuwd waren door hun geloof -met achterlating van hun oude deprimerende en destructieve zelf- later niet horen zeggen dat die oude gewoonten toch niet geheel verdwenen waren, maar dat ze in subtiele vorm zich altijd weer aandienden, ook binnen de nieuwe geloofscontext. Hoezeer was de apostel Paulus, die fanatiek de eerste christenen vervolgde, later toen hij zelf een christen werd niet nog precies diezelfde vurige strijder, ongeduldig, koppig en betweterig als daarvoor, maar nu onder de banier van zijn nieuwe geloof?  

De keten van incarnaties

De reïncarnatieleer stelt dat de meeste mensen voordat ze geboren werden op een hoger bewustzijnsniveau hebben ingestemd met het toekomstige leven op aarde. Dat kan voor sommigen moeilijk te geloven zijn, gezien de pijnlijke ervaringen die ze in hun leven hebben ondergaan, soms al in hun vroege jeugd, maar wat de mens met zijn bewuste geïncarneerde verstand bedenkt is heel iets anders dan hoe de ‘Ziel’ tegen het leven aankeek op het moment van incarnatie. Vanuit dat standpunt was dit ene leven slechts een leerervaring in een lange reeks van incarnaties die samen in een logisch verband staan met elkaar. De ‘bittere pil’ is in die zin net zo goed een onderdeel van het geheel als het gelukkige leven waarin de meeste dingen voor de wind lijken te gaan. De speciale kansen van hogere opleiding, een rijk cultureel milieu, mogelijkheid tot reizen, een bijzonder tijdsgewricht geboren worden met een hoge concentratie aan geleerden, uitvinders, sociaal hervormers, kunstenaars, schrijvers, filosofen enz. Vanuit de leer van karma bezien zijn de gelukkige levens net als de tragische levens het product van de karmische voorraad die door eigen handelingen in het verleden is opgebouwd. Er is niet zozeer sprake van een schuld of straf, dan wel van een kosmisch evenwicht. Een onevenredige ontwikkeling kan de ziel niet worden toegestaan, vandaar dat over de karmische wet wordt gesproken als ‘wet van compensatie’. Ieder mens moet leren dat de eigen ontwikkeling niet steeds ten koste mag gaan van anderen. ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt…’ kan in karmische zin heel letterlijk worden opgevat, want de mens komt zichzelf -in dit leven of in een volgend- tegen.

Terugkeer in dierlijke vorm?

Een ander bezwaar dat sommigen hebben tegen de reïncarnatiegedachte is de vreemde situatie om in een volgend bestaan als dier te moeten incarneren, in de oude geschriften van sommige tradities vermeldt als ‘straf’ voor de dierlijke (ego)neigingen die de mens heeft laten zien. Wie zich gedroeg als een ‘varken’, moest maar eens letterlijk als een varken terugkeren om een leven lang in de modder rond te wroeten bij wijze van boetedoening. Hoewel enkele zeer erudiete geesten, ook in het westen (Emerson) deze theorie aanvaardden, geldt ze over het algemeen toch als ongeloofwaardig en wordt ze door de meerderheid van reïncarnatie-aanhangers verworpen. Het lijkt onlogisch dat een wezen dat zich geestelijk zover heeft geëvolueerd dat hij het bestaansniveau van de mens deelachtig is geworden, voor morele lesjes zou worden teruggestuurd naar een bestaansniveau waar hij al lang voorbij is. En daarbij is het ook ‘beledigend’ voor de dieren aan wie de moreel verdorven mensen gekoppeld zouden worden met zo’n gedegradeerde incarnatie, aangezien de dieren gewoon hun instinct volgen en er dus geen associatie kan zijn met het menselijk vermogen om te kiezen vanuit ethisch besef. Er bestaat een theorie die uitgaat van een verwarring die ooit zou zijn ontstaan tussen de planetaire tekens waaronder mensen geboren worden (die vaak als dieren worden voorgesteld; ram, stier, schorpioen, enz) en het letterlijk geboren worden in dierlijke vorm. Aan de andere kant is het ook heel goed denkbaar dat men voor bepaalde onbeschaafde of hardvochtige mensen heeft gewenst dat ze als dier zouden terugkeren, om ze te vernederen en een lesje te leren.

De echo’s van het verleden

De reïncarnatieleer is de meest logische levensbeschouwing, aangezien het geleidelijke aspect van geestelijk ontplooiing sterke overeenkomst vertoont met de langzame ontwikkeling van de levensvormen in de fysieke wereld. Daar zijn de grote veranderingen ook niet van de ene op de andere dag tot stand gekomen, maar beetje bij beetje. Het is niet ondenkbaar dat de spirituele ontwikkeling van de mens vele duizenden jaren nodig heeft, voordat zich überhaupt enig waarachtig zelfbewustzijn begint af te tekenen. Iedereen weet hoe sterk het kuddegedrag van mensen is en hoeveel moed er vaak voor nodig is voordat een mens zichzelf durft te zijn. Werkelijk sterke mensen, zelfbewuste zielen, mensen die met een missie in dit leven komen waar niets of niemand ze vanaf kan houden zijn altijd een minderheid ten opzichte van de massa die zich met de grote stroom meebeweegt. De onstuitbare reeks oorlogen die Djengis Khan, Napoleon en Alexander de Grote voerden, de onverzettelijke houding van Churchill die Engeland door de Tweede Wereldoorlog heen sleepte, de vastberadenheid van Socrates om enkel langs redelijke weg tot zijn overtuigingen te komen, de culturele -en religieuze verschillen overstijgende gedichten van Mevlana Roemi, de onnavolgbare muzikale inspiratie van de jonge Mozart, het zijn tekenen van zielen die niet voor de eerste keer op aarde zijn en ook niet voor de eerste keer als leidersfiguur of inspirator.

Het reïncarnatie’systeem’ van opeenvolgende levens en het geleidelijk ontplooien van de innerlijke vermogens is wel eens vergeleken met een school. Elk leven op aarde stelt een ‘klas’ voor en de klassen vormen tezamen de school. Na het doorlopen van de basisschool begint de middelbare school, daarna het HBO, de universiteit en verder…Het leerproces van het leven houdt nooit op, want het bewustzijn kan zich blijven expanderen. Het vooruitzicht van toekomstige levens is helaas niet alleen een onverdeeld genoegen, want net als in het huidige of in voorgaande levens, zullen ook in de komende incarnaties pijnlijke ervaringen onderdeel uitmaken van het leerproces. Maar wanneer het bewustzijn zelf als uitgangspunt wordt genomen, wordt duidelijk dat niemand er ooit minder van kan worden, omdat het bewustzijn in alle ervaringen, positieve en negatieve, een proces van bewustwording doormaakt. We zullen nooit afdrijven van onszelf, maar alleen maar meer onszelf zijn, omdat de opgebouwde ervaringen zich steeds sterker en helderder aan ons gaan openbaren, als intuïtie, als innerlijke stem, als ‘zeker weten’ op het niveau van de ziel. We ‘herkennen’ de dingen die ons al eerder geluk hebben geschonken en we worden gewaarschuwd voor wat in het verleden te vaak pijn opleverde en ongenoegen bracht. Mensen die we voor het eerst ontmoeten lijken personen te zijn die we al ‘een heel leven kennen’ en ver afgelegen plaatsen op aarde kunnen een onverwacht gevoel geven van ‘thuiskomst’.

Integratieproblemen

Maar reïncarnatie kan ook verwarring opleveren. Niet altijd kan de ziel accepteren dat er in de tijd die is verstreken tussen het laatste leven en het huidige bestaan, veel dingen zijn veranderd in de fysieke omstandigheden en in de mentaliteit van de mensheid. De aanpassing aan het nieuwe leven gaat niet altijd van harte, wanneer iets dat in een voorgaand bestaan werd gezien als een grote deugd, in de nieuwe levensomstandigheden vooral voor stagnatie zorgt. Wat voorheen iets was om te vrezen, kan met het voortschrijden van de tijd een bron zijn geworden van vernieuwing en vooruitgang, tot grote frustratie van de ziel die het ‘juiste’ probeert te doen in de verkeerde omstandigheden. Niet iedere incarnatie slaagt in die zin en ook is er vaak een patroon te bespeuren in conflictsituaties tussen mensen en groepen mensen die zich over meerdere incarnaties uitspreid. 

De echte levenslessen zijn niet zo snel geleerd. Vrienden vinden elkaar terug, maar vijanden evengoed. Geliefden worden met elkaar verenigd, soms weer als geliefden, dan weer in een andere verhouding. Wie in een vorig leven een zoon of dochter was, wordt in het huidige bestaan misschien een beste vriend of vriendin, of een speciaal gewaardeerde collega.

Reïncarnatie is een fascinerend onderwerp met een oneindige hoeveelheid facetten van psychologische, filosofische en religieuze aard. Het zou spiritueel gezien wel eens het belangrijkste tegengif kunnen zijn in de huidige tijd van toenemend bijgeloof en fanatisme, met de wederopleving van conservatieve  religieuze ideeën, zowel in de islam als in het christendom. Vaak zijn deze ideeën ook etnisch en nationalistisch verankerd en gelden ze als wapen in de strijd voor een culturele identiteit. Of ze zijn juist zo losgezongen van ieder cultureel verband en historisch besef dat ze als een zwevende doctrine mensen besmetten, zoals de uitbraak van een virus. Daarnaast is er in de westerse wereld en in Afrika een vercommercialisering bezig van het christelijk geloof, die mensen nog dommer maakt dan wanneer ze enkel door reclameboodschappen of politieke slogans worden gehersenspoeld. 

Waar religie van de mens vraagt zijn eigen individualiteit op te geven en zich te storten in de belofte van een fraai geschilderd hiernamaals of in de gelukkige zekerheid te leven dat er iemand anders voor de eigen tekortkomingen gestorven is en men dit enkel hoeft te ‘geloven’, wijst de reïncarnatieleer erop dat er niets op een ander kan worden afgeschoven en dat er ook geen gemakkelijke toegangspoort is tot het paradijs. De hemel zal zich pas werkelijk voor de mens openen als hij zich in zijn innerlijke waardig heeft gemaakt voor die goddelijke werkelijkheid, die hoger staat dan de werelden van engelen en halfgoden, als hij zich voldoende heeft gekwalificeerd bij zijn talloze avonturen ‘hier al op dit aardrijk’.

Sven Snijer

zondag 28 juni 2015

Het geheim van de getallen


Over de spirituele betekenis van getallen is in de loop van de eeuwen veel geschreven. Als minder bekend neefje van de astrologie is de getallenleer of numerologie in de schaduw van de leer der planeten -die ook in de officiële kerk op diverse manieren ingang heeft gevonden- toch van grote betekenis geweest met name binnen esoterische genootschappen.

De eerste persoon in de westerse geschiedenis die veel aandacht gaf aan de spirituele betekenis van het getal, die er zelfs de basis van zijn mystieke filosofie van maakte, was de wiskundige Pythagoras die zes eeuwen voor Christus leefde en die een spirituele leefgemeenschap had in Zuid-Italië. De invloed van zijn school op de politiek en samenleving van die tijd was zo groot, dat het op zeker moment jaloezie opwekte en een grote groep van zijn aanhangers werd vermoord, waaronder vermoedelijk ook de al oudere Pythagoras zelf. Zijn ideeën werden verder verspreid door degenen die de moordpartij hadden overleefd en een latere aanhanger van de Pythagoreïsche getallenleer, Archytas van Tarente had grote invloed op Plato, de bekendste van alle westerse filosofen.

In het Neoplatonisme, een filosofische stroming die een samenvloeiing was van de ideeën van Plato, Socrates, Aristoteles,  de Stoa en oosterse mystiek speelde ook de leer van de pythagoreëers een rol, vooral bij de meer esoterisch georiënteerde denkers. De Syrische neoplatonicus Jamblichus kende Pythagoras een centrale rol toe naast Plato, waarbij de getallenleer samen met de goden van de voorchristelijke tijd deel uitmaakten van één groot metafysisch systeem. In de vroegere tijd had de getallenleer vooral een filosofische betekenis en werd er door de getallen uitdrukking gegeven aan de samenstelling van de schepping.

Eén was de goddelijke Eenheid, twee de afsplitsing van het vrouwelijke onbewuste, waardoor het derde element geboren kon worden dat groei en expansie vertegenwoordigde, waarbij het vierde element orde en regelmaat voorstelde, het vijfde element het ontstaan van kennis en het zesde de vorming van groepsbewustzijn of een gemeenschap. Getallen moesten inzicht geven in de samenstelling van de wereld om ons heen en in de psyche van de mens die ook naar een kosmische orde vormgegeven was. Er waren getallen voor huwelijk, voor heiligheid, voor geheim, voor mannelijk en vrouwelijk, god, oorlog, schoonheid, etc. De getallenleer stond nog in een nauwe relatie met de wiskunde, zoals ook de astrologie met de sterrenkunde waardoor de verwachting bestond dat de verdere ontwikkeling van de wiskunde meer inzicht zou geven in de ziel van de mens.


Inzicht in de eigen psyche

Dat pakte anders uit, want de wiskunde en de astronomie werden zelfstandige wetenschappen en ook voor de filosofie zelf ging de mystieke betekenis van het getal verloren, omdat de ontwikkeling van de rationaliteit zich ook volgens een wetenschappelijke methode voltrok waarbij er geen behoefte bestond aan een systeem van associatie, zoals de getallenleer. De obsessie met de mystieke betekenis van getallen is echter altijd levend gebleven en ook in onze tijd houden nog veel mensen zich ermee bezig. Niet als denksysteem of wetenschap, maar  als divinatie-systeem, om mee te voorspellen of om meer inzicht te krijgen in de eigen psyche, wat 2600 jaar geleden de bedoeling was van Pythagoras. De gebruikte methode van vandaag is in lichte mate verwant aan de wiskunde, omdat ze rekenkundig is. De getallen van iemands horoscoop of numeroscoop worden uitgerekend, maar de interpretatie ervan is geheel esoterisch-psychologisch. Ze zoekt eerder verbanden dan juiste antwoorden.  

Het interessante van de hedendaagse numerologie is dat ze het midden houdt tussen psychologie, filosofie en mystiek, omdat de elementen waar ze mee werkt -de getallen- een eindeloze reeks aan betekenissen hebben op meerdere niveaus. Getallen zijn geen dingen in de gebruikelijke zin. Het zijn symbolen die de toegangspoort vormen naar een geheimzinnige wereld die in velerlei opzicht overeenkomt met de droomwereld of de wereld van kunstzinnige en literaire inspiratie, het gebied voorbij het rationele denken. Getallen vormen een concrete aanwijzing voor een kernwaarde in iemand zijn psyche of leven, maar de interpretatie ervan hangt samen met de wisselwerking met andere getallen op diverse plaatsen in de horoscoop. Dat maakt dat de getallenleer geen typologie is waarbij mensen makkelijk in een hokje gestopt kunnen worden, maar tot een systeem dat juist enorm divers is in betekenis.  

Divinatie-systemen trekken mensen aan, omdat ze een grensgebied vormen tussen het concrete en het spirituele. Voor een deel liggen de contouren van de horoscoop vast en is er een algemeen levensplan/ levensverloop te bespeuren, maar door de verdeling in innerlijke en uiterlijke invloeden, levenscycli van verschillende afmeting en de toename en afname van kosmische invloeden, blijft het geheel dynamisch en altijd actueel. Een horoscoop kan voortdurend worden geherinterpreteerd, omdat ze op zoveel levensgebieden werkzaam is en op zoveel niveaus (lichamelijk, emotioneel, mentaal, spiritueel) en in verschillende perioden waardoor een nieuwsgierige geest nooit uitgeleerd raakt in de mystieke ‘wetenschap’ van de getallen. Het is aanvankelijk een praktisch systeem voor wie snel antwoorden zoekt op dringende levensvragen en in diepere zin een levensleer, omdat de archetypische waarde van de getallen de connectie mogelijk maken met zo’n beetje iedere denkwijze of filosofie die ooit is bedacht.

Motivators en adviseurs

De getallenleer is een meta-filosofie, een universeel systeem van kosmische werkingen in de natuur en in de mens die een innerlijke en uiterlijke betekenis hebben. Getallen zijn kleuren, planeten, goden, archetypen, metalen, psychische mechanismen, talenten, zwakheden, uitdagingen, beschermers, gidsen, karmische obstakels, elementen van de lotsbestemming, spirituele gereedschappen, etc. Ze kunnen  op allerlei manieren worden opgevat en meer dynamisch of deterministisch. Het geheim van hun betekenis ligt in het vermogen van de mens om ze door eigen inspanning en zelfkennis naar hun verborgen betekenis te leren kennen. Het zijn meer richtingwijzers dan goddelijke decreten, meer adviseurs en motivators dan opdrachtgevers, meer onderwijzers dan bestraffers, maar in ieder getal schuilt een kosmische noodzakelijkheid. Linksom of rechtsom hebben de getallen van iemands horoscoop een boodschap die onlosmakelijk met zijn levensbestemming verbonden is, die naarmate het leven vordert kan groeien in betekenis.

Maar niemand hoeft in de spirituele betekenis van de getallen te geloven om de werking ervan te ondergaan. In ieder getal, iedere naam (de letterwaarden) schuilt een geheime trilling die veel meer aanduidt dan de numerieke betekenis van het getal. Iedere persoonsnaam, familienaam, bedrijfsnaam, huisnummer, shirtnummer, naam van een land, voetbalclub, artiestennaam, boektitel, etc, heeft een verborgen betekenis, waarvan sommigen zich intuïtief wel bewust lijken te zijn. Sommige voetballers willen met alle geweld met een bepaald nummer spelen of voelen zich thuis bij de ‘kleuren’ van een bepaald elftal. In de vaderlandse sport spreekt men consequent over ons ‘oranje’ of het nu om voetballers, volleyballers, hockeyers of zwemmers gaat. De getalswaarde van de kleur oranje (8) geeft Nederland kracht en zelfvertrouwen, laat de sporters grote obstakels overwinnen en brengt een kameraadschappelijk gevoel van gelijkwaardigheid, waarbij in het verleden ook de kroonprins gewoon meedeed met het feestgedruis. Niet toevallig won het Nederlandse elftal in 1988 (dubbele 8) het Europese kampioenschap (met een doelpunt in de 88e minuut). Ook typerend voor het getal acht werd er toen grof gespeeld, met veel overtredingen en openlijke vijandigheid op het veld (spugen van Rijkaard naar Fuller).


Ieder getal heeft zijn lichtzijde en schaduwzijde. Wie de positieve kracht van een getal niet kan manifesteren (het talent) zal de schaduw laten zien, de degeneratie van het psychisch vermogen waar het getal symbool voor staat. Wie geen werkelijke kracht kan laten zien bijvoorbeeld onder het getal 8, wordt in een lagere gradatie ervan gewelddadig en boosaardig. Van ‘rechtvaardigheid’ vervalt hij tot wraakzucht en van een bevrijder van de onderdrukten wordt hij een onderdrukker die erger is dan de tiran die net is afgezet. Getallen zijn een aansporing voor de mens om te begrijpen op wat voor manier hij zijn eigen potentieel het beste kan benutten en hoe hij de contraproductieve neigingen die hij etaleert ten aanzien van de grootste uitdagingsgebieden in zijn leven kan transformeren naar opbouwende waarden en handelingen. Het getal prikkelt, stimuleert, motiveert, maar alleen als de boodschap intellectueel of intuïtief begrepen wordt.

De mystieke schoonheid van het getal is dat het zich bevindt op de grens van geest en materie, waarbij de wiskunde en wetenschap de uiterlijke manifestatie zijn van haar kracht en psychologisch inzicht en intuïtie haar innerlijke waarde. Het getal voert ons zowel naar de ‘harde feiten’ als naar de spirituele verbeelding, naar het lichaam (en het ondersteunen van de gezondheid) als naar de ordening van ons materiële leven en de ontplooiing van carrièremogelijkheden. De getallen zijn zowel een ‘mentaliteit’ als een methode, een levensdomein (maatschappelijke sector) als een manier van ‘zijn’, van in het leven staan. Getallen stimuleren wat je doet en hoe je het doet. Concreet gezien echter hebben ze meer betrekking op de uitvoering dan op de vormgeving, omdat de levensloop van verschillende mensen vaak erg onvoorspelbaar blijkt. Er komt eerder zicht op de geesteshouding (‘It’s not what you do, it’s the way that you do it’) dan op het feitelijke verloop. De invulling van iemands leven, met de daarbij dominerende motivaties zijn vaak het beste aanknopingspunt.

Methoden

Er zijn verschillende numerologische methoden in omloop, waar helaas soms verwarring door ontstaat. Als eerste is er het verschil tussen de joodse Kabbala, die met een geheel ander rekensysteem werkt dan de Griekse numerologie waar dit artikel over gaat. De namen worden wel eens door elkaar gebruikt, maar het onderscheid blijkt bij de letterwaarden die in de Kabbala ver uiteen lopen en schijnbaar zonder logisch verband. De Griekse numerologie is gebaseerd op het moderne alfabet van 26 letters en loopt van voor naar achter (a = 1, b =2, c= 3, enz) Innerlijk en uiterlijke waarden worden voornamelijk gebaseerd op de optelsom van de klinkers (Ziel, ‘ware innerlijk’) of  medeklinkers (Persoonlijkheid, uiterlijk zelf, zelfexpressie, enz).

Als door de wirwar van namen in de verschillende boeken wordt heen geprikt, blijft uiteindelijk het onderscheid tussen klinkers en medeklinkers over. Verder komen andere getallen eveneens onder verschillende namen voor, maar altijd weer moet gekeken worden naar hoe je rekenkundig aan een bepaald getal komt. De optelsom van het totaal van klinkers en medeklinkers bijvoorbeeld, de totale hoeveelheid letters van de gehele naam, het aantal letters van het zielsgetal of van het persoonlijkheidsgetal, waarbij het soms een afweging is welke getallen de zwaarste accent moeten krijgen. Leidend daarbij is dat getallen die vaker voorkomen (in de Ziel, Pers, Lot, Bestemming, maar ook als letters in de naam) een sterkere invloed uitoefenen, zowel naar kracht als naar schaduwzijde.

Een belangrijk punt in de numerologie en een correctie van mij op de meeste numerologische systemen, is dat de letter Y = 7 (25e letter) in veel boeken gelijk gesteld wordt aan de Nederlandse ‘IJ’ (van Gijsbert of Willemijn) die ik zelf afzonderlijk optel als een I = 9 en een J = 1, zodat ze samen het getal 10/1 opleveren. (Dit heeft grote gevolgen voor het Zielsgetal, Persoonlijkheidsgetal en het Lotsgetal.) Verder is er een bekend boek dat de Tarotkaarten met de Numerologie combineert (‘De goddelijke driehoek’) dat om reden van de volgorde van de kaarten wat dubieus is. In verschillende tarotboeken worden namelijk de ‘hofkaarten’ de ene keer vooraan een element geplaatst (zwaarden, bekers, staven en pentagrammen) en dan weer achteraan, zodat het toekennen van getallen aan de kaarten een verschil oplevert door de verschillende volgordes van de kaarten, waardoor eigenlijk het hele systeem onbetrouwbaar is. Wel is de numerologische uitwerking van de verschillende getallen (Ziel, Pers, Lot, enz) los van de kaarten goed gedaan, evenals de tarotsymboliek op zichzelf en daarom is het boek toch heel leerzaam. Zo zitten er verschillende haken en ogen aan de methoden die gebruikt worden, maar met een beetje logica kan de gemeenschappelijke grond gevonden worden en kunnen vergissingen ongedaan worden gemaakt.

Het 'Aristotelische midden'

Getallen zijn de ‘onzichtbare goden’ die nog steeds onder ons zijn, die net als de vreemde gestalten uit ons droomleven nooit uit onze psyche zullen verdwijnen. De actieve mens van de moderne tijd ziet zichzelf graag als veroorzaker van zijn leven en heeft wat moeite met de erkenning van een diepere grond van zijn verlangens. Kan de mens ‘willen’ wat hij wil? Getallen geven op het diepste niveau aan waar de werkelijke behoefte van de mens uit bestaat en zijn een aansporing en een waarschuwing. Ieder getal vraagt om het ‘Aristotelische midden’ zonder tekort en zonder overdaad. Overvloedig aanwezige getallen wijzen op onbedwingbare neigingen en zeldzame of ontbrekende getallen wijzen op een duidelijk gebrek aan talent of wilskracht op een bepaald gebied. Niet alleen geven de getallen die deficiënties aan, ze helpen ook bij de compensatie van de ontbrekende trillingen en geven de mens een ‘route’ om te volgen naar heling en bewustwording. Wat aanvankelijk een ‘obstakel’ leek verandert later in een ‘rustpunt’ en een ‘ondraaglijke last’ wordt op zeker moment een bewijs van persoonlijke kracht en doorzettingsvermogen.

De getallenleer biedt een venster op de wereld en is met haar indirecte en onderhuidse betekenissen een symboolsysteem dat de mens kan helpen om zichzelf en anderen beter te begrijpen. Het is meer contemplatief bedoeld dan als ‘antwoordmachine’ en geeft houvast in de structuur die ze biedt, terwijl de invulling altijd van de mens zelf moet komen. Volgens Henry Miller is de waarde van de astrologie (en dergelijke systemen) gelegen in het feit dat ze de mens ervan weerhouden om ‘het onmogelijke te willen’, zodat hij binnen bepaalde grenzen van de lotsbestemming kan zoeken naar zijn werkelijke ‘vrije wil’. Een wil die ‘niet een wensen is, maar een wording’. Het geheim van de getallen is niet de onthulling van hoeveel van onze verlangens vervuld zullen worden, maar langs welke weg we bij het verwerven van ons gedroomde leven of juist de frustratie daarvan, tot onszelf zullen komen om met een zekerder gevoel van waarheid en werkelijkheid onszelf toe te behoren en het leven te kunnen aanvaarden zoals het zich aan ons openbaart.

Sven Snijer
   

zondag 21 juli 2013

Boeddhisme en Zen

Wanneer mensen die een interesse hebben in Zenboeddhisme de afgekorte term ‘zen’ gebruiken, doet mij dit onbewust vermoeden dat er een essentieel verschil bestaat tussen deze later ontstane variant op de leer van de Boeddha en de in India ontstane filosofie van de Dharma. Primair lijkt het verschil erin te bestaan dat de oorspronkelijke leer van de Boeddha een denk-systeem was dat moest dienen als basis voor meditatie. Een serie uitgangspunten, of fundamentele waarheden die de Boeddha formuleerde na zijn verlicht worden onder de Bodhiboom. De in China ontstane leer van het Zenboeddhisme, die een combinatie is van Taoïsme en Boeddhisme, legt veel meer de nadruk op intuïtieve inzicht, waar men met het verstand niet bij kan. Ik ben geneigd deze twee systemen als min of meer verschillende religies te beschouwen.

In zijn lange loopbaan als spiritueel leraar benadrukte de man die het Rad van de Dharma ‘in beweging bracht’ zo’n 600 voor Christus, dat alles wat goed is terug te voeren valt op het juiste inzicht en alles wat onheil brengt op het ontbreken daarvan. Er ligt in het Boeddhisme geen dogmatische verplichting op het aanvaarden van de leer, maar evengoed wordt ervan uitgegaan dat iedereen die de basis van de leer serieus in overweging neemt, uiteindelijk niets anders kan doen dan ermee instemmen. Meditatie en matiging van levensstijl kunnen hierbij van groot nut zijn, maar zonder inzicht, de juiste gerichtheid van de geest, hebben die geen blijvend effect. Uiteindelijk is het doel van het Boeddhisme het bevrijdende inzicht, dat de mens doet afzien van handelingen die negatief karma opwekken, zodat er op termijn er geen nieuwe zelfgefabriceerde ellende meer wordt gecreëerd.  
In dit verband heeft de Boeddha het steeds weer over de intentie waarmee je handelingen verricht. Het Boeddhisme is in hoge mate een ethische levensfilosofie. Er wordt vaak gezegd dat het Boeddhisme de gulden middenweg propageert, maar belangrijker dan die gulden middenweg als methode, is de reden waarom die weg te verkiezen is boven de weg van overdrijving, de weg van teveel hartstochten. Wie het aan het fundamentele inzicht ontbreekt dat een overmatige hartstocht geworteld is in een te grote verwachting, die weer verbonden is met een onrealistische kijk op het leven, kan zich niet matigen. Een discipline die gebaseerd is op een formele onthouding van schadelijke dingen, kan niet standhouden als deze wordt blootgesteld aan meer verleidingen dan de voorspelbare veilige discipline van het kloosterleven. Een discipline kan wel stand houden als de beoefenaar ervan goed doordrongen is van de intrinsieke waarde van zijn getemperde levensstijl en zijn onthouding niet alleen ziet als een beperking van zijn vrijheid, ten behoeve van een mooie spirituele beloning in de toekomst. Een geestelijke discipline kan blijven groeien en zich staande houden ‘op de marktplaats’ als deze berust op inzicht en wordt gewaardeerd om zichzelf.
Als we de boeddhistische leer van de intentie vergelijken met de praktijken van sommige Zenmeesters, die zich konden overgeven aan alle genoegens van het leven, inclusief veel seks, dan lijkt het vreemd om aan het woord Zen nog de term Boeddhisme te willen koppelen. Want van onthouding is bij veel zenmeesters van een meer rebelse natuur, zoals Ikkyu, weinig sprake. Er was in Japan zelfs een vrouwelijke zenmeester die haar leven lang werkzaam bleef in de prostitutie. Het Boeddhistische aspect in het leven van zen-beoefenaren was het besef dat het grote inzicht, de spirituele bevrijding een reële mogelijkheid was, maar ze hadden lang niet altijd de behoefte om hun leven aan banden te leggen en braver te zijn dan de gemiddelde burger. Sommigen gedroegen zich zelfs een stuk losbandiger. De intentie werd bij hen niet vertaald als je onthouden van bepaalde handelingen om te voorkomen dat daar slechte vruchten uit zouden voortkomen. Eerder zagen ze een halfslachtige levenswijze, een verdeelde geest als een kwalijk iets, dat tot verkeerde resultaten zou leiden. Want wie met zijn geest zich ergens op richt, zonder er volledig in op te gaan kan de concentratie niet opbrengen op alles buiten te sluiten wat niet tot de essentie van het leven behoort.
Zen komt van Ch’an en het Sanskrietwoord Dhyana, wat ‘concentratie’ betekent. Uitspraken van een zenmeester als ‘Ik eet als wil  eten, ik pis als ik moet pissen, ik slaap als ik wil slapen’, gaan niet uit van het vermijden van schadelijke gedragingen, zoals de Boeddha propageerde. Ze veronderstellen het schadelijk worden van willekeurige handelingen, wanneer de geest terwijl men met de activiteit bezig is, aan honderd andere dingen denkt en niet met alle energie gericht is op dat wat nodig is. Dit verstrooid zijn van de geest, de afwezigheid van de concentratie, is het te vermijden kwaad in Zen.
De Zen traditie heeft natuurlijk ook grote denkers voortgebracht, maar in eerste instantie denken we bij Zen niet aan filosofen. Eerder aan mensen die dicht bij de natuur staan, die een gedicht voordragen, bloesems ruiken en urenlang zich concentreren op een onlogische Koan. Of aan Samurai-krijgers die niet zozeer het geweld uit de weg gaan, als wel de gewelddadige inhoud van een verdeelde geest. Met een geconcentreerde geest, is er slechts de handeling van het gevecht en kan er geen kwade intentie omhoog komen. Zen is niet denken, maar doen. Boeddhisme is niets doen, voordat je er goed over hebt nagedacht. De wegen zijn verschillend, maar het beoogde doel hetzelfde. Het vermijden van onnadenkend handelen dat voortkomt uit het toegeven aan gemakkelijke impulsen. De Zen-boeddhist heeft aandacht voor de handeling en komt daarmee tot een kalme geest. De traditionele boeddhist heeft aandacht voor de werking van zijn geest en komt daardoor tot wijs handelen.

Sven Snijer