zondag 21 juli 2013

Boeddhisme en Zen

Wanneer mensen die een interesse hebben in Zenboeddhisme de afgekorte term ‘zen’ gebruiken, doet mij dit onbewust vermoeden dat er een essentieel verschil bestaat tussen deze later ontstane variant op de leer van de Boeddha en de in India ontstane filosofie van de Dharma. Primair lijkt het verschil erin te bestaan dat de oorspronkelijke leer van de Boeddha een denk-systeem was dat moest dienen als basis voor meditatie. Een serie uitgangspunten, of fundamentele waarheden die de Boeddha formuleerde na zijn verlicht worden onder de Bodhiboom. De in China ontstane leer van het Zenboeddhisme, die een combinatie is van Taoïsme en Boeddhisme, legt veel meer de nadruk op intuïtieve inzicht, waar men met het verstand niet bij kan. Ik ben geneigd deze twee systemen als min of meer verschillende religies te beschouwen.

In zijn lange loopbaan als spiritueel leraar benadrukte de man die het Rad van de Dharma ‘in beweging bracht’ zo’n 600 voor Christus, dat alles wat goed is terug te voeren valt op het juiste inzicht en alles wat onheil brengt op het ontbreken daarvan. Er ligt in het Boeddhisme geen dogmatische verplichting op het aanvaarden van de leer, maar evengoed wordt ervan uitgegaan dat iedereen die de basis van de leer serieus in overweging neemt, uiteindelijk niets anders kan doen dan ermee instemmen. Meditatie en matiging van levensstijl kunnen hierbij van groot nut zijn, maar zonder inzicht, de juiste gerichtheid van de geest, hebben die geen blijvend effect. Uiteindelijk is het doel van het Boeddhisme het bevrijdende inzicht, dat de mens doet afzien van handelingen die negatief karma opwekken, zodat er op termijn er geen nieuwe zelfgefabriceerde ellende meer wordt gecreëerd.  
In dit verband heeft de Boeddha het steeds weer over de intentie waarmee je handelingen verricht. Het Boeddhisme is in hoge mate een ethische levensfilosofie. Er wordt vaak gezegd dat het Boeddhisme de gulden middenweg propageert, maar belangrijker dan die gulden middenweg als methode, is de reden waarom die weg te verkiezen is boven de weg van overdrijving, de weg van teveel hartstochten. Wie het aan het fundamentele inzicht ontbreekt dat een overmatige hartstocht geworteld is in een te grote verwachting, die weer verbonden is met een onrealistische kijk op het leven, kan zich niet matigen. Een discipline die gebaseerd is op een formele onthouding van schadelijke dingen, kan niet standhouden als deze wordt blootgesteld aan meer verleidingen dan de voorspelbare veilige discipline van het kloosterleven. Een discipline kan wel stand houden als de beoefenaar ervan goed doordrongen is van de intrinsieke waarde van zijn getemperde levensstijl en zijn onthouding niet alleen ziet als een beperking van zijn vrijheid, ten behoeve van een mooie spirituele beloning in de toekomst. Een geestelijke discipline kan blijven groeien en zich staande houden ‘op de marktplaats’ als deze berust op inzicht en wordt gewaardeerd om zichzelf.
Als we de boeddhistische leer van de intentie vergelijken met de praktijken van sommige Zenmeesters, die zich konden overgeven aan alle genoegens van het leven, inclusief veel seks, dan lijkt het vreemd om aan het woord Zen nog de term Boeddhisme te willen koppelen. Want van onthouding is bij veel zenmeesters van een meer rebelse natuur, zoals Ikkyu, weinig sprake. Er was in Japan zelfs een vrouwelijke zenmeester die haar leven lang werkzaam bleef in de prostitutie. Het Boeddhistische aspect in het leven van zen-beoefenaren was het besef dat het grote inzicht, de spirituele bevrijding een reële mogelijkheid was, maar ze hadden lang niet altijd de behoefte om hun leven aan banden te leggen en braver te zijn dan de gemiddelde burger. Sommigen gedroegen zich zelfs een stuk losbandiger. De intentie werd bij hen niet vertaald als je onthouden van bepaalde handelingen om te voorkomen dat daar slechte vruchten uit zouden voortkomen. Eerder zagen ze een halfslachtige levenswijze, een verdeelde geest als een kwalijk iets, dat tot verkeerde resultaten zou leiden. Want wie met zijn geest zich ergens op richt, zonder er volledig in op te gaan kan de concentratie niet opbrengen op alles buiten te sluiten wat niet tot de essentie van het leven behoort.
Zen komt van Ch’an en het Sanskrietwoord Dhyana, wat ‘concentratie’ betekent. Uitspraken van een zenmeester als ‘Ik eet als wil  eten, ik pis als ik moet pissen, ik slaap als ik wil slapen’, gaan niet uit van het vermijden van schadelijke gedragingen, zoals de Boeddha propageerde. Ze veronderstellen het schadelijk worden van willekeurige handelingen, wanneer de geest terwijl men met de activiteit bezig is, aan honderd andere dingen denkt en niet met alle energie gericht is op dat wat nodig is. Dit verstrooid zijn van de geest, de afwezigheid van de concentratie, is het te vermijden kwaad in Zen.
De Zen traditie heeft natuurlijk ook grote denkers voortgebracht, maar in eerste instantie denken we bij Zen niet aan filosofen. Eerder aan mensen die dicht bij de natuur staan, die een gedicht voordragen, bloesems ruiken en urenlang zich concentreren op een onlogische Koan. Of aan Samurai-krijgers die niet zozeer het geweld uit de weg gaan, als wel de gewelddadige inhoud van een verdeelde geest. Met een geconcentreerde geest, is er slechts de handeling van het gevecht en kan er geen kwade intentie omhoog komen. Zen is niet denken, maar doen. Boeddhisme is niets doen, voordat je er goed over hebt nagedacht. De wegen zijn verschillend, maar het beoogde doel hetzelfde. Het vermijden van onnadenkend handelen dat voortkomt uit het toegeven aan gemakkelijke impulsen. De Zen-boeddhist heeft aandacht voor de handeling en komt daarmee tot een kalme geest. De traditionele boeddhist heeft aandacht voor de werking van zijn geest en komt daardoor tot wijs handelen.

Sven Snijer